-
1 authority
bevoegde instantiegezag -
2 an die zuständige Instanz verweisen
an die zuständige Instanz verweisenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > an die zuständige Instanz verweisen
-
3 die zuständige Behörde
-
4 verweisen
verweisen2 uitwijzen, wegsturen♦voorbeelden:einen Spieler vom Feld verweisen • een speler van, uit het veld sturen -
5 zuständig
zuständig1 bevoegd, competent ⇒ verantwoordelijk; belast met♦voorbeelden:der für diesen Fall zuständige Beamte • de met dit geval belaste ambtenaar -
6 authority
n. autoriteit; bevoegdheid; instantie[ o:θorrətie, ə-]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: authorities〉♦voorbeelden:to have something on good authority • iets uit gezaghebbende bron vernomen hebben1 autoriteit ⇒ gezag, wettige macht2 autoriteit ⇒ (moreel) gezag, invloed♦voorbeelden:who's in authority? • wie heeft de leiding?, wie is verantwoordelijk?on/under the authority of • in opdracht van
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
